Picea abies
- Nederlands:
- Fijnspar
- Français:
- Épicéa commun
- English:
- Norway Spruce (Common spruce)
- Deutsch:
- Gemeine Fichte
- Familie:
- Pinaceae
- Areaal
-
Noord- en Centraal-Europa
In het noorden (en in berggebieden) wordt het areaal begrensd door de boomgrens, in het oosten wordt de fijnspar geleidelijk aan vervangen door de Siberische spar (Picea obovata, mogelijk zelfs een ondersoort van Picea abies). De zuidelijke grens bestaat uit de overgang naar loofbomen.
- Type
- Conifeer
- Groenblijvend of Blad-/naaldverliezend
- Groenblijvend
- Boomgrootte
-
1e grootte A
25 - 35 m (tot 50 m)
- Groeisnelheid
-
Snel Gemiddeld Traag geen literatuurgegevens beschikbaar voor deze parameter, dit is een benadering
- Levensduur
-
Korte levensduur Gemiddelde levensduur Lange levensduur
Gemiddelde levensduur = bomen met een climax bij 120-150 jaar
Lange levensduur = bomen met een climax bij meer dan 150 jaargeen literatuurgegevens beschikbaar voor deze parameter, dit is een benadering
- Bewortelingstype
-
Eerder diepwortelend Eerder vlakwortelend - Kroonvorm
-
Kegelvormig
rechte stam en regelmatige groeivorm met afstaande tot afhangende takken met opgerichte toppen
- Kroonbreedte
-
< 3 meter 3-5 meter 5-10 meter 10-15 meter > 15 meter - Kroondichtheid
-
Dichte kroon,
donkere schaduwHalf open kroon Open kroon,
lichte schaduw - Onderscheidende determinatiekenmerken
- Belangrijkste botanische kenmerken:
Naald
Naalden alleenstaand, 1 tot 2,5 cm lang, vierkantig op doorsnede, groen met een fijne witte streep op elke zijden spits met lichtgroene tot gele punt (in de top van de kroon zijn de naalden minder spits), hard en stijf. De naalden zijn over de hele twijg aanwezig en kunnen 5 tot 9 jaar op de takken blijven.
Bloeiwijze
Bloei in mei, de mannelijke bloemen zitten in groepen van 1 cm aan de top van de scheuten en zijn rood. De vrouwelijke bloemen zitten in kegeltjes in de bovenste takkransen, donkerrood, rechtopstaand maar tijdens het rijpen draaien ze naar beneden.
Vrucht
Kegel, 10 tot 15 cm lang, glimmend bruin, hangend, in zijn geheel afvallend, rijp in september van hetzelfde jaar, gevleugeld zaad.
Twijgen en knoppen
De twijg is oranjegroen en kaal. De knoppen zijn bruin, eivormig en harsvrij. De naalden aan de top van de twijg zijn vaak in een spiraal om de eindknop gedraaid.
Schors
Roodachtig bruin, afschilferend met kleine schilfertjes, dun. Op oudere bomen grijsbruin en verdeeld in platen. In ieder geval nooit zilverachtig grijs zoals bij de Gewone zilverspar.
onderscheid tussen Picea en Abies:
- Picea heeft hangende kegels en Abies heeft opstaande kegels
- bij het aftrekken van de naalden komt bij Picea een stukje twijg mee (een 'velletje'), terwijl bij Abies een rond litteken (een 'zuignap') op de twijg te zien is